Sophie Reinders is docente vroegmoderne letterkunde en heeft naast een grote liefde voor literatuur een duidelijke visie op het belang van de geesteswetenschappen. We spraken haar over de reputatie van de Neerlandistiek en het ‘verschrikkelijke’ schoolvak Nederlands.

Foto: Ykwinno Hensen

Er lijkt een onderscheid te bestaan tussen geesteswetenschappen en ‘echte’ wetenschappen, de bètawetenschappen. Is de geesteswetenschap eigenlijk wel een wetenschap?
Het is zeker een wetenschap! Maar dat is nog niet overal doorgedrongen. Ik moet als letterkundige overal verantwoording afleggen over de wetenschappelijkheid en het nut van mijn werk. Je merkt het ook aan het feit dat er steeds maar meer bezuinigd wordt op de geesteswetenschappen, ook al kosten ze al zo weinig geld. De geesteswetenschappen hebben een andere aard dan bètawetenschappen, waarbij onderzoek vaak leidt tot een product of de genezing van een ziekte. De waarde van de geesteswetenschappen is wel aantoonbaar, alleen minder meetbaar. Geesteswetenschappen houden zich bezig met de cultuur en de samenleving, en zonder samenleving is er überhaupt geen wetenschap. We hebben mensen nodig die reflecteren over wie we zijn en hoe we moeten leven. Ook bètawetenschappers moeten hierover nadenken. In de Verenigde Staten zijn er al universiteiten waar bètastudenten verplicht geesteswetenschappelijke vakken volgen. Geneeskundestudenten leren bijvoorbeeld door het lezen van literatuur om zich beter in hun patiënten in te leven. Dit soort samenwerkingen gebeurt wat mij betreft veel te weinig, want de geesteswetenschappen hebben voor iedereen wat te bieden. Je leert kritisch kijken naar stukken in de krant en naar de politiek, je leert waar we vandaan komen en wat onze geschiedenis is. Als we dat kwijtraken, werken we wat mij betreft allemaal in een vacuüm.

Is die reputatie hardnekkig?
Die slechte reputatie is echt diepgeworteld. Laatst stond ik op een podium met drie promovendi: één werkte aan een medicijn tegen kanker, één deed iets met radioactieve straling, één ontwikkelde lichttherapie voor verstandelijk gehandicapten en daar stond ik dan naast. En dan krijg ik natuurlijk weer de vraag wat het nut van míjn werk dan is. Wij bieden een ander soort winst, dat niet in getallen is te vatten. Dat vinden mensen moeilijk. Het beeld van wetenschap is altijd bèta. Als de koning op Koningsdag iets van de wetenschap te zien krijgt, zijn het robots. Hartstikke leuk, maar zet daar eens een filosoof of een historicus neer.

En hoe zit het met de reputatie van de Neerlandistiek?
Het grote probleem van de Neerlandistiek is dat de kloof tussen het schoolvak en de studie onbeschrijfelijk groot is. Veel middelbare scholieren hebben een hekel aan het vak, zelfs als ze wel interesse in taal hebben. De diversiteit van het vak – het onderscheid in taalkunde, letterkunde en taalbeheersing – is totaal onzichtbaar. Leerlingen hebben ook geen idee wat je kunt worden met Nederlands, vaak komen ze niet veel verder dan docent. Dit probleem geldt overigens voor het hele cultuurprofiel. Er werd mij letterlijk gezegd: ‘als je goed kunt leren doe je geen C&M, dat is zonde.’ C&M wordt gezien als het loserprofiel, en als je dat kiest kun je later geen baan vinden. Het liefst zou ik de profielen afschaffen. Die zijn bijna hiërarchisch geordend, met de cultuurvakken onderaan. Leerlingen schrijven een cultuurvak al af voordat ze zich er in verdiept hebben. En dat je geen werk kunt vinden, is gewoon niet waar: ál mijn medestudenten hebben werk, en nog leuke en diverse banen ook.

Hoe zou de ideale les Nederlands op de middelbare school eruit zien?
Het zou al een stap in de goede richting zijn wanneer het duidelijk wordt gemaakt dat ons vak uit drie disciplines bestaat. Ook zou er meer aandacht moeten zijn voor de historische letterkunde, niet alleen omdat ik dat zelf zo interessant vind, maar omdat die literatuur verder van ons af staat.  Je hebt andere sleutels nodig om die teksten open te breken, zoals doorzettingsvermogen en kennis van de geschiedenis. Je moet gebruik maken van kennis uit andere vakgebieden om die literatuur te ontsluiten. Dat is veel interessanter dan lezen en reproduceren. Er zou ook meer aandacht moeten zijn voor het uitvoeren van onderzoek. Laat middelbare scholieren zelf eens een tekst uitzoeken en daar een prikkelende vraag bij bedenken. Laat ze een krantenartikel kiezen en leg het naast een stuk van Vondel. De geesteswetenschapper heeft een toolbox die je op alles los kan laten. Bij scheikunde doe je spannende onderzoekjes met stoffen die je bij elkaar mag gooien, maar bij Nederlands gebeurt dat niet. Leerlingen zien niet dat literatuuronderzoek een wetenschap is en dat je teksten echt kunt onderzoeken. Als je ze dit laat inzien, haal je Nederlands uit het loserprofiel.

Hoe kan dit veranderen?
Er zou vanuit universiteiten initiatief moeten komen om het vak vanaf de basis te hervormen en de lessen representatief maken voor wat wij hier doen. Het eindexamen zit dit enorm in de weg, want de voorbereidingen daarvoor nemen een groot deel van de lestijd in beslag. Tekstverklaring is een vaardigheid die als onderlaag zit onder alles wat wij op de universiteit doen, maar het is geen eindproduct! Het eindexamen neemt het vak niet serieus. Op de universiteit toetsen we van alles, dus in het eindexamen Nederlands zou ook veel meer aan bod kunnen komen. Laat leerlingen een oude tekst bestuderen, of vragen over een politieke speech beantwoorden. Het belangrijkste is dat leerlingen kritisch naar teksten leren kijken. De kern van geesteswetenschappen is reflectie. Als je niet reflecteert werk je in het luchtledige.

Wat zou je over vijf jaar willen hebben veranderd aan het vak Nederlands?
Ik zou heel graag een handboek voor middelbare scholen schrijven dat recht doet aan wat wij op de universiteit doen en waarin de drie disciplines aan bod komen. En het zou natuurlijk mooi zijn als het eindexamen aangepast is op dat boek. Het belangrijkste is misschien wel dat de reputatie van het C&M-profiel verbetert. Deze dingen hangen allemaal met elkaar samen, want zodra er een beter en representatiever lesprogramma is, verbetert die reputatie vanzelf. De enige manier is om van bovenaf veranderingen door te voeren en van onderaf de reputatie aan te pakken.

Er lijkt een tendens te zijn waarbij bredere studies, zoals Taal en cultuurstudies, steeds groter worden. Hoe belangrijk is het dat Nederlands hierin als onderscheiden studie blijft bestaan?
Een land waarin de eigen taal en geschiedenis niet als belangrijk cultureel erfgoed worden gezien, vind ik echt niet kunnen. Heel belangrijk, dus! Onze geschiedenis is de basis waarop wij bouwen. Er moéten mensen zijn die onze taal en geschiedenis blijven onderzoeken en bevragen. Als we opgaan in een bredere studie wordt het bestuderen van de Nederlandse literatuur gemarginaliseerd. Maar als er geen mensen meer zijn die de taal volledig beheersen en de literatuur door en door kennen, kan deze kennis ook niet doorgegeven worden. Het is heel Nederlands om bescheiden te zijn over onze eigen cultuur: het verdwijnen van een studie als deze zou in Frankrijk ondenkbaar zijn.

Hoe kunnen wij als Neerlandici de liefde voor onze taal en cultuur aanwakkeren?
Een samenleving zonder cultuur is geen samenleving. Wij zijn Nederlanders en we delen iets waardoor we ons Nederlanders voelen. Als Neerlandici kunnen we onderzoeken wat het is dat ons bindt. We moeten op een niet-maniakale manier het enthousiasme blijven verspreiden over wat ons land voortbrengt. Als we dit niet volhouden, ontmantelen we op lange termijn de samenleving.

Door Hanna Kok en Ykwinno Hensen
Verschenen in Spraakwater, jaargang 10, editie 2.