Eens in de zoveel tijd blikt een bestuurslid terug op wat we allemaal hebben beleefd. Deze keer is het de eer aan penningmeester Wesley Panman.

Laat ik origineel zijn en aftrappen met een opsomming van ziektes die ik in mijn bestuursjaar heb opgelopen tot nu toe. Er was de bijholteontsteking in mijn kb-periode, daarna de onvermijdelijke schurft omdat je nu eenmaal student bent, toen een dosis corona, the return of the schurft, vervolgens tijdens de feestdagen de hevigste koorts die ik ooit heb gehad, schurft part III en tot slot langdurige eczeem dankzij alle heerlijke huidvernietigende schurftzalf. En als je liefdesverdriet ook tot ziektes rekent kun je die ook nog minstens drie keer in deze waslijst aanbrengen. We kunnen alleen maar griezelen bij het idee dat dit jaar nog een blok vier in petto heeft en ik tot op heden geen chlam heb gehad… Het allergekste? Dat ik het voor geen goud had willen missen als dat zou betekenen dat ik mijn bestuursjaar had moeten overslaan.

Sommige mensen kennen mij als rijmelaar, als knuffelcadet, horrorfanaat. Anderen zien in mij iemand die vieze liedjes zingt of flauwe grapjes maakt. Hoe mensen mij ook kennen, er is sinds dit jaar één grote titel bijgekomen: penningmeester van studievereniging Awater. Maar wie had dat in mozesnaam verwacht? Want Wesley, was dat niet diegene die overtuigd bleef volhouden dat een bestuursjaar niets voor hem was? Degene die dacht ‘pff, dat is enkel onnodige stress’? Ja, diegene was ik. Mijn interesse wakkerde pas één week voor de sollicitatiedeadline aan. Wat me heeft overgehaald om toch mijn bestuursavontuur met beide handen aan te grijpen is de gedachte dat ik voor de rest van mijn leven spijt zou hebben als ik het niet geprobeerd zou hebben. Dit is typisch zo’n cruciaal moment waarop je met vochtige oogjes terugkijkt op je ouwe dag. Angst is maar voor even, spijt is voor altijd, in de woorden van Kommil Foo.

Ik heb me tot nu toe veel nieuwe eigenschappen aangeleerd. Zo weet ik ondertussen hoe het is om te werken in teamverband, hoe daaruit problemen voortkomen en hoe je die problemen weer vakkundig en efficiënt kunt oplossen. <<L’enfer, c’est l’autre>> zei Sartre al ooit. (Sorry voor de vieze Franse aanhalingstekens.) Naast het oplossingsgericht denken hebben ook mijn sociale vaardigheden een vlucht gemaakt. Hoewel ik me als overprikkeld introvertje vaak moet terugtrekken in de spelonken van mijn Uithofwoning, heb ik me hoe cliché het ook klinkt ontpopt tot een sociale vlinder. Of mot. Ik vlieg vaker ’s nachts door clubs. Ook is er bij mij een broodnodige bullshitdetector aangesprongen, die weliswaar tegenwoordig iets te strak staat afgesteld en daardoor geregeld loeit, maar hé, hij functioneert. Al deze dingen samen vormden de reden dat ik een bestuursjaar met beide handen wilde aangrijpen: je leert zo veel over jezelf. De verantwoordelijkheden die je hebt als bestuurslid zorgen voor zweetokseltjes, maar je komt er ook achter dat het fijn is om iets te kunnen betekenen voor een organisatie die groter is dan jij en dat voelt goed. Ik bedoel maar, zie mij gaan met m’n bankoverstap! Zjoef!

Begin maart is het Utrechtse Landjuweelteam vertrokken naar Leuven om daar poëzie te bedrijven. Het was onze tweede deelname ooit, dus verwachtten we er zo min mogelijk van. We vonden het al een eer dat we mochten afreizen naar België en daar onze creativiteit de vrije loop mochten laten op een podium. Blijkbaar sloeg onze feministische tekst in als een bom, want we sleepten zowaar de publieksprijs binnen én eindigden tweede in de ranking voor de juryprijs – krijg nou tietjes! Milou, Menne, Sanne, Jaël en ikzelf waren met stomheid geslagen. We weten nu dat Utrechtse dichters dat sprankeltje magie hebben dat woorden doet zweven. Mokermagie. Ik wil iedereen die heeft meegewerkt aan dit weergaloos succes, dus ook de helden achter de schermen Fleur van der Maale, Caya en Dieuwertje, heel erg bedanken voor hun inzet.

De Buitenlandse reis is momenteel in volle gang (ik schrijf dit in de bus). Een man voor mij aaide per ongeluk over mijn been omdat hij dacht dat het een armleuning was. Het duurde zeker vijf helse seconden. Hopelijk was de rest van de week de Flixbusreis waard. Ondanks de lichtelijke BRC-stress heb ik geen twijfels dat de eerste reis in vier jaar een tripje is geworden om nooit te vergeten vol met Kroatische gerechten, Kroatische woordjes en Kroatische tongetjes in de zoenboom. Lees vooral eens de reisroman en het reisboekje op de kamer!

Ter afsluiting een blijk van waardering naar mijn medebestuursleden Lotgenoot, Fleugh en Pientje. Ik hou van jullie en had me geen betere compagnons kunnen wensen om deze zee mee te bezeilen. Het is waar: er komen levenslange vriendschappen voort uit zo’n periode.

Liefs,

Wesley
(Penniewijs)